Moeizame aanpak van schijnzelfstandigheid en het einde van het handhavingsmoratorium
De kwestie rond schijnzelfstandigheid blijft onderwerp van discussie en houdt de gemoederen bezig. In verschillende rechtszaken, zoals de welbekende zaken tegen Deliveroo en Uber, hebben rechters geoordeeld dat bepaalde zzp’ers eigenlijk werknemers zijn. Vaak omdat er sprake was van een gezagsverhouding, vaste werktijden en verplichte instructies. Overheden worstelen met de aanpak van schijnzelfstandigheid: hoe kunnen kwetsbare werkenden worden beschermd zonder de vrijheid van echte zelfstandigen te beperken? In Nederland werd de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) geïntroduceerd om dit probleem aan te pakken, maar door de grote onzekerheid die deze wet veroorzaakte, werd de handhaving jarenlang opgeschort. Per 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium echter opgeheven en wordt er weer gecontroleerd op schijnzelfstandigheid.
Daling zzp’ers
De gevolgen hiervan worden al zichtbaar. Uit cijfers van de Kamer van Koophandel blijkt dat het aantal zzp’ers dat in december 2024 stopte met hun activiteiten fors is toegenomen. Ruim 21.000 zelfstandigen staakten hun werkzaamheden, meer dan 50% meer dan in december 2023. Tegelijkertijd daalde het inhuren van zzp’ers door bedrijven, uit angst voor boetes en naheffingen. Ondernemers bereiden zich op verschillende manieren voor: van het verduidelijken van contracten tot gesprekken over gezagsverhoudingen. Toch verwacht bijna een kwart van de betrokken ondernemers dat de strengere controles grote gevolgen voor hen zullen hebben.
Hoe schijnzelfstandigheid een probleem werd
Wanneer ben je nu echt een zelfstandige en wanneer lijk je dat alleen maar te zijn? Volgens de Nederlandse wet ben je officieel een werknemer als er sprake is van een gezagsverhouding, als je niet volledig zelfstandig je werk indeelt en als je loon ontvangt in ruil voor arbeid. Toch opereren veel zzp’ers in een schemergebied waarin ze wél als zelfstandige worden gezien, maar in de praktijk grotendeels werken zoals een werknemer.
Voor bedrijven was het aantrekkelijk om zzp’ers in te huren: minder administratieve rompslomp, geen premies voor sociale zekerheid en meer flexibiliteit. Voor sommige zelfstandigen werkte dit prima, maar anderen ontdekten dat ze in feite even afhankelijk waren van hun opdrachtgevers als reguliere werknemers, zonder de bijbehorende bescherming. Ziekte-uitkeringen, pensioenopbouw en werkloosheidsregelingen? Die konden ze vergeten. Dit zorgde voor een tweedeling: echte zelfstandigen versus ‘schijnzelfstandigen’, wat tot oneerlijke concurrentie en juridische problemen leidde.
De Wet DBA moest hier een einde aan maken, maar in plaats daarvan zorgde deze wet voor onzekerheid bij zowel zzp’ers als opdrachtgevers. Bedrijven durfden geen zelfstandigen meer in te huren uit angst voor boetes of naheffingen en veel zzp’ers voelden zich in een hoek gedreven. Uiteindelijk besloot de overheid de handhaving grotendeels stil te leggen, maar dat betekende niet dat het probleem verdween. Rechtszaken tegen bedrijven zoals Deliveroo en Uber brachten de discussie opnieuw op gang en leidden ertoe dat de overheid de regels per 2025 weer actief is gaan handhaven.
Handhaving Belastingdienst vanaf 2025
Zoals aangegeven, is sinds 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium opgeheven. Sinds 1 januari 2025 handhaaft de Belastingdienst dus weer volledig op schijnzelfstandigheid. Het moratorium was een tijdelijke opschorting van de handhaving van de regels rondom arbeidsrelaties. Het werd ingevoerd vanwege onduidelijkheid en onrust rond de eerder besproken Wet DBA.
Nu er weer gehandhaafd wordt, betekent dit dat opdrachtgevers die zelfstandigen inhuren, gecontroleerd kunnen worden op arbeidsrelaties die in feite een dienstverband zijn. De handhaving begint vaak met een bedrijfsbezoek, waarbij opdrachtgevers worden gewaarschuwd voor mogelijke risico’s. In sommige gevallen kan direct een boekenonderzoek worden ingesteld.
Om een "zachte landing" te waarborgen, worden over het kalenderjaar 2025 nog geen boetes opgelegd. Wel kan de Belastingdienst naheffingsaanslagen opleggen als blijkt dat er te weinig loonheffingen zijn afgedragen. Deze naheffing kan tot vijf jaar terugwerken, maar niet verder dan 1 januari 2025. Alleen bij kwaadwillendheid of het negeren van eerdere waarschuwingen kan strenger worden opgetreden.
Daarnaast blijven alle goedgekeurde modelovereenkomsten automatisch geldig tot 31 december 2029. Deze verlenging biedt opdrachtgevers en zelfstandigen meer zekerheid tijdens de overgang. Vanaf 1 januari 2026 gelden weer de reguliere handhavingsregels, inclusief het opleggen van boetes bij overtredingen. De Belastingdienst zal dan net als voorheen voorlichting geven, op verzoek vooroverleg voeren en bedrijfsbezoeken en boekenonderzoek doen.
Moeilijkheden
Strengere handhaving moet misstanden aanpakken, maar niet iedereen is daar blij mee. Veel zelfstandigen vrezen dat de nieuwe regels hun vrijheid en inkomen beperken. Vooral sectoren zoals transport, bouw en de platformeconomie draaien grotendeels op zzp’ers. Als bedrijven hen minder snel inhuren uit angst voor controles, kan dat banen kosten of zelfs tot faillissementen leiden.
Daar komt nog bij dat het onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers vaak niet zwart-wit is. Sommige zzp’ers werken jarenlang voor één opdrachtgever, maar kiezen er bewust voor om zelfstandig te blijven. Anderen verkeren in een ‘grijze zone’, waarin ze enerzijds afhankelijk zijn van één klant, maar anderzijds wel profiteren van de flexibiliteit van het ondernemerschap. Het probleem? De wet kent geen tussenoplossing. Je bent óf een zelfstandige óf een werknemer en die starre tweedeling maakt de handhaving complex.
Zelfs de overheid zelf worstelt met het probleem. Uit onderzoek van BNR bleek dat ministeries niet eens konden aangeven hoeveel zzp’ers in hun eigen organisatie als schijnzelfstandige werken. Sommige ministeries willen zo snel mogelijk contracten beëindigen, terwijl anderen juist voorzichtig te werk gaan. Ironisch genoeg is de overheid dus niet eens in staat om haar eigen regels correct toe te passen – en dat terwijl ze bedrijven wél beboet als ze een fout maken.
Conclusie
De opheffing van het handhavingsmoratorium brengt zowel duidelijkheid als onzekerheid. Aan de ene kant is het goed dat schijnzelfstandigheid wordt aangepakt en dat werkenden beter beschermd worden. Aan de andere kant zorgt de strenge handhaving voor onrust bij zowel zzp’ers als opdrachtgevers. De scheidslijn tussen zelfstandigheid en loondienst is vaak dun en de huidige wetgeving biedt weinig ruimte voor maatwerk.
Bovendien blijkt dat de overheid zelf nog worstelt met de handhaving binnen haar eigen organisaties. Hoe kunnen bedrijven dan verwachten dat zij het wél foutloos doen? De strijd tegen schijnzelfstandigheid is nog lang niet gestreden. Eén ding is zeker: zowel zelfstandigen als opdrachtgevers zullen de komende jaren flink moeten schakelen om aan de nieuwe regels te voldoen. Maar of die regels echt recht doen aan de realiteit van de arbeidsmarkt? Dat blijft voorlopig nog een discussiepunt.