Moet Wimlex meer belasting betalen?
‘Er zijn twee zekerheden in het leven: we gaan allemaal dood en iedereen betaalt belasting.’ Echter gaat die tweede ‘zekerheid’ tóch niet op voor iedereen. De koning hoeft namelijk geen belasting te betalen over bepaalde inkomsten en vermogen en daar is veel commotie over. Er is nu dan ook vermoedelijk een tweederdemeerderheid in de Tweede Kamer voor het betalen van meer belasting door het koninklijk huis.[1] Als er ook een tweederdemeerderheid is in de Eerste Kamer kan de grondwet mogelijk worden gewijzigd door een volgend parlement. Maar wat staat er dan nu in de grondwet en waarom willen ze dat gaan veranderen? En wat willen ze dan eigenlijk aan gaan passen? Dat zullen we in dit artikel bespreken.
Totstandkoming en status van de fiscale vrijstelling
Voordat we kijken naar wat de meest recente ontwikkelingen zijn, is het handig om te weten hoe het al die jaren al geregeld is. Om te beginnen gaan we terug naar het jaar 1848. In dit jaar werd een grondwetswijziging doorgevoerd, welke betrekking heeft op de belastingverplichting van de koning en tot op de dag van vandaag nog steeds van kracht is. De wijziging werd in gebruik genomen om zeker te stellen dat de koning niet op zwart zaad zou komen te zitten. Men wilde natuurlijk niet dat hun koning met te weinig geld zijn onafhankelijkheid zou verliezen.[2] Maar wat is er in deze grondwet vastgelegd? Globaal gezegd is in deze wet vastgelegd dat er fiscale vrijstellingen van toepassing zijn op het deel van het vermogen en de inkomsten die van belang zijn bij het uitoefenen van de koning zijn ambt. Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen de inkomsten en het vermogen welke gebruikt worden voor het uitvoeren van zijn functie en welke gebruikt worden voor het privégebruik.
De inkomsten en het vermogen die gebruikt worden voor het uitvoeren van zijn functie worden dus niet belast. De hoogte van dit belastingvrije deel bestaat uit een aantal delen. Het eerste deel bestaat uit de uitkeringen die de koning ontvangt om zijn functie te kunnen vervullen. De hoogte van die uitkering staat vastgelegd in de wet. Daarnaast is er in de wet vastgesteld dat de koning een belastingverplichting heeft over zijn privévermogen. Alhoewel er op papier dus staat dat de koning wel een belastingverplichting heeft over zijn privévermogen, is er in werkelijkheid lastig onderscheid te maken tussen privéuitgaven en de uitgaven ter uitvoering van het koningschap. Ook is de hoogte van het vermogen van de koning lastig vast te stellen, doordat dit vermogen vaak ‘verborgen’ is. Zo kan het vastgoed waarover ze beschikken in eigendom zijn van de staat en kunstcollecties zijn bijvoorbeeld ondergebracht bij stichtingen, waardoor ze officieel niks/weinig bezitten.[3] Om deze redenen is de koning dus vrijgesteld voor het betalen van belasting over het vermogen.
Hiernaast zijn er nog een aantal andere delen van de vrijstelling. Zo is hetgeen dat de koning of zijn (vermoedelijke) opvolger door schenken of erven ontvangt, van een lid van het koninklijk huis, vrij van de rechten van successie, overgang en schenking.[4] Ook wordt er geen bpm betaalt op de auto’s met een AA-kenteken.[5] De meeste regelingen zijn niet alleen van invloed op onze koning, Willem-Alexander, maar ook op koningin Máxima, voormalig koningin Beatrix en troonopvolgster Amalia.[6]
Ophef
De laatste tijd is er dus meer ophef over het feit dat de koning minder belasting betaalt. De vrijstellingen gelden al vele jaren, waar komt de plotseling kritiek vandaan? Het gevoel van onvrede vanuit de bevolking wordt veroorzaakt door een aantal factoren. Er heerst namelijk een gevoel van oneerlijkheid onder de bevolking; 'Hij is de enige die niet gelijk is in Nederland.’, zo zegt bijvoorbeeld koningshuisverslaggever Rick Evers.[7] Een nadere toelichting hiervoor is dat mensen niet begrijpen waarom deze uitzondering wel voor de koning wordt gemaakt, maar niet voor andere inwoners. De uitkeringen die aan de koning worden uitbetaald, worden namelijk gefinancierd met het belastinggeld dat belastingplichtigen betalen. Daarnaast is er een dalend vertrouwen in het koningshuis in Nederland. Minder dan de helft van de Nederlanders had in 2022 namelijk nog vertrouwen in het functioneren van de koning, vergeleken met driekwart van de Nederlanders in 2020. Mede dankzij die reden wordt het gevoel van oneerlijkheid versterkt. Daarnaast is er een beweging gaande waarbij instituties over het algemeen minder draagvlak hebben onder burgers.[8] Ook deze groep draagt bij aan het gevoel van oneerlijkheid vanuit de bevolking.
Voor- en tegenstanders
Een groot deel van de partijen die meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen vindt dat de koning belasting moet betalen. Dit blijkt uit verkiezingsprogramma's en antwoorden aan ProDemos voor de Stemwijzer. Nieuw Sociaal Contract (NSC) en JA21 zijn bijvoorbeeld voorstanders van belastingheffing door de Belastingdienst bij de Oranjes. Zo schreef NSC in het verkiezingsprogramma: ‘’Het niet betalen van inkomstenbelasting is niet meer van deze tijd’’. Andere partijen zoals D66, GroenLinks/PvdA, SP, PVV, Partij voor de Dieren, Denk, BIJ1 en Volt zijn al lange tijd ook voorstander van het beëindigen van de belastingvrijstelling voor de koning.[9]
Demissionair premier Mark Rutte en de VVD zijn traditioneel tegenstanders van aanpassing van de grondwet op dit punt, samen met de christelijke partijen CDA, CU en SGP. Rutte heeft herhaaldelijk aangegeven dat een dergelijke wijziging te ingewikkeld is en dat er geen breed genoeg draagvlak voor is. Rutte lijkt het prima te vinden zoals het nu geregeld is, ‘’Ga niet repareren wat niet stuk is’’.[10]
Grondwetswijziging
Na de verkiezingen in november zou er volgens huidige peilingen een tweederdemeerderheid in zicht zijn om de grondwet (artikel 40) aan te passen, waardoor meer belastingheffing bij de koning mogelijk wordt. Dit komt voort uit een afnemend vertrouwen in het koningshuis, met een steeds lagere steun onder de bevolking.[11] Een grondwetswijziging gaat echter niet zomaar, voor een grondwetswijziging moet een extra zware procedure worden doorlopen: in de eerste ‘lezing’ neemt het parlement de wetswijziging met een gewone meerderheid aan. Tussen de twee lezingen dienen verkiezingen te zijn zodat de bevolking met hun stem invloed kunnen uitoefenen op of de wetswijziging doorgaat. Hierna dient het nieuwe parlement de wetswijziging met een tweederde meerderheid aan te nemen.[12]
Indien de grondwet op dit punt veranderd zal de fiscale vrijstelling van een deel van het inkomen van de Oranjes veranderen of zelfs verdwijnen, evenals de fiscale vrijstelling van geld voor hun persoonlijke hofhouding en materiële zaken. De fiscale vrijstelling voor de Oranjes bestaat al een hele lange tijd en de politiek overweegt nu wijzigingen. Wat er in de toekomst zal gebeuren met met deze kwestie hangt af van de politieke besluitvorming na de verkiezingen en de eventuele invoering van nieuwe wetgeving.