Interview met: Martijn Schippers
Voorzitter van R.F.V. Christiaanse-Taxateur op 19-jarige leeftijd? Het kan. In een speciaal diepte-interview blikt de almanakcommissie samen met Lid van verdienste Martijn Schippers onder meer terug op zijn avontuur bij de R.F.V. Christiaanse-Taxateur en zijn uitgebreide loopbaan, als universitair hoofddocent en ondertussen Senior Manager bij EY. Wil jij te weten komen hoe Martijn dit voor elkaar gekregen heeft? Dan is het zeker een aanrader om dit interview te lezen.
Martijn L. Schippers (1990) is universitair hoofddocent op het gebied van het douanerecht en indirecte belastingen en lid van EY's Global Trade & Sustainability-team. Hij heeft LL.M-graden in het Belastingrecht en Ondernemingsrecht (2014) en een Post-Master in EU Customs Law (2016). In 2021 promoveerde hij op het onderwerp douanewaarde in een globaliserende wereld. Martijn publiceert veel over douane en indirecte belastingen in binnen- en buitenlandse tijdschriften.
Hij was medeoprichter van het masterprogramma Indirecte Belastingen en geeft les aan diverse universiteiten. Martijn is programmacoördinator van de Post-Master in EU Customs Law bij EFS, Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij adviseert klanten bij EY over internationale handelskwesties. Martijn ontving onderscheidingen voor zijn publicaties, waaronder de Stevensprijs 2019 van Wolters Kluwer en dissertatieprijs 2020-2021 van de Vereniging voor Belastingwetenschap.
In studiejaar 2010-2011 was Martijn Schippers voorzitter van de Christiaanse-Taxateur.
Hi Martijn! Ik ben Serkan en allereerst bedankt voor je tijd om deel te nemen aan dit interview. Ik val met de deur in huis. Hoe heb je de beslissing genomen om een bestuursjaar te vervullen?
Nou, eigenlijk begon mijn reis naar een bestuursjaar in mijn tweede studiejaar. Ik was al in mijn eerste jaar lid geworden, maar in dat jaar had ik niet veel gedaan, net zoals de meeste nieuwe leden, behalve een aantal activiteiten bijwonen. Het was eigenlijk mijn deelname aan de Bedrijvendagcommissie in 2009-2010 die mijn interesse wekte voor een bestuursjaar. Aanvankelijk had ik mijn zinnen gezet op de functie van commissaris extern, maar na verloop van tijd groeide mijn voorkeur voor de rol van voorzitter. Dus solliciteerde ik voor die positie en werd op negentienjarige leeftijd verkozen tot voorzitter, naar verluidt de jongste in de geschiedenis van de Christiaanse-Taxateur.
Was dat niet spannend, aangezien het toen ook al een vrij grote club was?
Het was zeker spannend, vooral omdat onze vereniging toen al behoorlijk groot was, met ongeveer 500 leden en een aanzienlijke begroting. Dat is natuurlijk wel een ding. Het feit dat mijn medebestuursleden ouder waren, met de oudste vier jaar ouder en degene die het dichtst bij mijn leeftijd lag slechts een half jaar ouder, creëerde soms een interessante dynamiek binnen het bestuur. Leeftijdsverschillen kunnen best een rol spelen, of je nu negentien of 23 bent, dat maakt verschil.
Maar Martijn Schippers leidde de groep?
Natuurlijk hebben mijn medebestuursleden af en toe geprobeerd me te testen, maar uiteindelijk denk ik dat ik hun respect wist te verdienen. Dat jaar heb ik bewust besloten om slechts twee vakken te volgen en al mijn tijd aan het bestuursjaar te wijden, zonder een werkstudentschap. Dit gaf me elke dag voldoende tijd om me volledig te concentreren op mijn rol in het bestuur. Hierdoor kon ik veel nieuwe initiatieven ontplooien, zoals het succesvol opzetten van het Tax Jurisprudence program (TJP) dat voor het eerst in mijn jaar plaatshad.
Was dat jouw idee?
Het idee voor het Tax Jurisprudence Programma (TJP) was eigenlijk niet van mij, maar van hoogleraar Guido De Bont. Hij suggereerde op een gegeven moment: "Waarom doen we hier niets mee?” en toen werd dat idee concreet. Maar uiteindelijk hebben mijn bestuur en ik het programma uit de grond gestampt.
Waar kwam die behoefte vandaan, ging het om de bedrijven of de studenten? Of beide?
Ja, we hadden vooral sociale evenementen in onze vereniging, en slechts een paar inhoudelijke activiteiten zoals aspecten van de studiereis en de fiscale bedrijvendag, het fiscale congres en tentamentrainingen. Na de financiële crisis begonnen we te merken dat het moeilijker werd om financiering te krijgen. Dus, twee jaar voor mijn bestuursjaar, begonnen we te onderzoeken hoe we ons meer op inhoudelijke activiteiten konden richten. Het TJP bleek een groot succes bij de partners van de CT, omdat het inhoud combineerde met netwerken en de partners kregen de beste studenten aan een tafel. Dat wordt tot op de dag van vandaag gewaardeerd.
Het overviel de bedrijven niet, dat ze opeens een inhoudelijke casus moesten opstellen?
In de beginjaren van het programma was het echt een soort rechtszaak, in de loop der jaren werd het meer gestandaardiseerd, vergelijkbaar met een vaktechnisch overleg, wat ook prima is. Bedrijven begonnen de voordelen te zien van deze aanpak, omdat ze nu werknemers van de werkvloer konden betrekken bij het geven van sessies. Dit creëerde een betere interactie met potentiële toekomstige werknemers, uiteindelijk zijn dat de mensen waarmee je samenwerkt. Het was dus anders dan een standaard bedrijfsbezoek, waar meestal alleen bedrijfspresentaties werden gegeven. Bovendien hebben we nu een soort preselectie gemaakt voor deelnemers aan dit programma, zodat de gemotiveerde studenten.
Was er toen genoeg animo in het eerste jaar?
Het zat gelijk vol. In het begin was het natuurlijk wel even spannend, maar dit nieuwe format sprak ook de studenten aan.
En hoe ervaarden de bedrijven dat? Merkte jij het vanuit je rol bij EY, dat studenten bijvoorbeeld daardoor uiteindelijk bij EY terecht kwamen?
Ik denk dat het programma een belangrijke rol speelt in het interesseren van mensen voor specifieke belastinggebieden en het leggen van contacten met potentiële werkgevers. Vaak hoor ik dat deelnemers voor het eerst in aanraking komen met onderwerpen zoals douane tijdens de sessie waaraan ik als universitair hoofddocent met Deloitte deelneem, en vervolgens zie ik ze in de douanepraktijken werken of in de colleges tijdens de master indirecte belastingen. Dat is dan wel door TJP gekomen.
Die master coördineer jij ook, hoe ben je daaraan begonnen?
Tijdens mijn studie raakte ik geïnteresseerd in de indirecte belastingen, met name de BTW. Ik volgde een mastervak in de indirecte belastingen en was ook student-assistent bij de Post-Master Indirecte Belastingen van EFS, Erasmus University Rotterdam. Dit gaf me de kans om diverse docenten te ontmoeten, vaak werkzaam bij verschillende bedrijven, wat hielp om mijn netwerk op te bouwen. Ik liep in die tijd ook een werkstudentschap op de btw-afdeling van PwC. Toen Walter de Wit werd benoemd als hoogleraar en mij vroeg of ik interesse had om te promoveren in het douanerecht, moest ik even nadenken. Uiteindelijk besloot ik om parttime te gaan promoveren en begon ik als consultant bij de Global Trade & Sustainability afdeling van EY.
Na een aantal jaar ontstond het idee om een gespecialiseerd programma op het gebied van de indirecte belastingen op te zetten, omdat we merkten dat dit deelterrein volop in de belangstelling staat en groeit alsook dat er steeds meer vraag kwam uit de praktijk naar specialisten op dit gebied. We begonnen gesprekken te voeren met andere universiteiten die al accenten legden op indirecte belastingen in hun masterprogramma's. In 2017 kregen we groen licht om onze eigen master te op te zetten. Een jaar later zijn we met het nieuwe programma begonnen, en nu zijn we alweer bezig met ons zesde jaar.
Hoe vind je het tot nu toe gaan, die zes jaar?
Ik geniet echt van het lesgeven in deze masteropleiding, want elk jaar krijg ik te maken met enthousiaste studenten. Misschien is het omdat studenten die voor indirecte belastingen kiezen, dit wat bewuster doen, dus ze lijken meer gemotiveerd en geïnteresseerd. De groep is kleiner, waardoor ik iedereen bij naam ken, en dat bevordert de interactie in de klas. Tijdens mijn laatste college merkte ik veel betrokkenheid en interactie.
Hoe groot, of klein, is die groep dan?
De mastergroep schommelt zo tussen de twintig en dertig studenten. De kleinere groep biedt het voordeel dat we iedereen bij naam kennen en het programma heel compact kunnen houden. We zijn trots op het voor Nederland unieke karakter van ons programma. Hoewel andere universiteiten ook accenten leggen op indirecte belastingen in hun masterprogramma's, bieden wij een programma aan dat van begin tot eind volledig gericht is op indirecte belastingen. Los van de samenloop met betrekking tot Transfer Pricing is het een curriculum zonder directe belastingen.
Als aanstormend fiscalist, waarom zou je kiezen voor indirecte belastingen in plaats van directe belastingen? Denk je dat je jezelf beperkt door een te specifieke hoek te kiezen? Hoe kijk je naar de verschillen tussen de twee vakgebieden op het gebied van structurering, wetstechniek en de mogelijkheden erna?
Het terrein van de directe belastingen lijkt nog steeds breder dan de die van de indirecte belastingen, maar het terrein van de indirecte belastingen groeit snel. Belastingmiddelen zoals BTW, accijnzen en nieuwe vormen van milieubelastingen winnen aan belang. Denk daarbij aan suiker- en vleesbelastingen. Niet alleen in Nederland of Europa, maar ook wereldwijd zijn de indirecte belastingen een groeiend speelveld. Met kennis van indirecte belastingen kun je wereldwijd aan de slag, zelfs in het Midden-Oosten waar nieuwe indirecte belastingen worden ingevoerd.
Bij directe belastingen gaat het vooral om inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. De speelruimte voor belastingoptimalisatie is behoorlijk ingeperkt. Het vakgebied van directe belastingen is verschoven naar meer nadruk op het betalen van een fair share, het opmaken van transparatieverslagen en het optuigen van frameworks om de naleving van wet- en regelgeving te borgen.
In de praktijk spelen indirecte belastingen in toenemende mate een belangrijke rol. Dat komt omdat bedrijven met steeds meer indirecte belastingen te maken krijgen, de impact van deze belastingen significanter worden en de specialisten zichtbaarder worden in bestaande projecten. Als ik kijk binnen EY, dan groeit de indirect tax als kool. Het vakgebied van indirecte belastingen biedt groeimogelijkheden en blijft zich ontwikkelen.
Hoe beïnvloedt je studiekeuze tussen indirecte belastingen en directe belastingen je toekomstige carrièremogelijkheden als fiscalist? De een sluit de ander niet uit, of toch wel?
Het maakt niet per se uit welke master je hebt gevolgd voor je carrière, maar het is belangrijk om te kiezen wat je zelf leuk vindt? Ik geef de voorkeur aan indirecte belastingen boven bijvoorbeeld de inkomstenbelasting. Waarom? Omdat het gaat om de echte activiteiten van een onderneming, zoals de producten die ze verhandelen en waar ze vandaan komen. Ik voel me meer verbonden met de reële economie en wat bedrijven daadwerkelijk doen. Bij directe belastingen ben je vaak meer bezig met structuren en financiële transacties zoals leningen, rentes en dividenduitkeringen, wat ik persoonlijk minder boeiend vind.
Kan je daarop ingaan, die verbinding met de reële economie? Wat bedoel je precies?
Bij indirecte belastingen komen vaak praktische vraagstukken aan bod. Een ondernemer wil bijvoorbeeld nieuwe marketingacties uitvoeren en producten aanbieden, en dan rijzen bijvoorbeeld vragen over de BTW-maatstaf van heffing. Dit soort vraagstukken voelt concreter en tastbaarder aan dan wanneer een onderneming aandelen verhandelt of financieringsbeslissingen neemt, wat ook gevolgen kan hebben vanuit de indirecte belastingen, maar nadrukkelijker op het bordje van de specialist op het gebied van de directe belastingen ligt.
Wat is de verhouding tussen het werken met BTW en andere indirecte belastingen in de praktijk van indirecte belastingen? Is BTW de belangrijkste focus of wordt ook veel aandacht besteed aan andere indirecte belastingen zoals de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) en dergelijke?
Op dit moment richt ik me voornamelijk op de CBAM vanwege de aankomende rapportageverplichtingen door importerende bedrijven. Eerder lag mijn specialisatie voornamelijk op douanezaken. In de toekomst kan mijn focus weer verschuiven, afhankelijk van de veranderende wetgeving en bedrijfsbehoeften. Misschien zal ik me richten op douaneaspecten van wetgeving die ontbossing tegengaat of indirecte belastingen op het gebied van duurzaamheid.
Een erg divers vakgebied dus?
Zeker, maar die diversiteit kun je ook opzoeken. Mijn werk is divers, en dat komt voort uit mijn eigen interesse. Ik ben niet beperkt tot één specifiek deelterrein gedurende mijn hele carrière. Ik vind het juist leuk om mijn focus te verleggen wanneer er nieuwe wetgeving komt. Het houdt me scherp en geeft me de kans om klanten op verschillende vlakken te helpen. Er zijn altijd nieuwe uitdagingen en vragen die ik kan beantwoorden, vooral bij nieuwe wetgeving.
Ik ben al negen jaar werkzaam in de praktijk, en hoewel sommige vragen op elkaar lijken, zijn ze altijd net iets anders. Dit houdt me scherp, want kleine variaties kunnen een groot verschil maken. Dat maakt het juist interessant.
Terug naar jouw bestuursjaar, zijn er nog meer dingen die jullie anders hebben aangepakt of geïntroduceerd?
Het Diesfeest hebben wij geïntroduceerd. De masterdocentenborrel, maar die lijkt inmiddels weer afgeschaft. Wij kwamen ook met de ski-reis, dat gaat volgens mij nog steeds door. Voor mijn gevoel hebben we dan ook best wat nieuwe dingen geïntroduceerd.
Vind je het jammer dat zo’n masterdocentenborrel er niet meer is? Ik sprak Jolanda Schenk, bestuurslid begin jaren 90’, zij vertelde mij dat de verbondenheid tussen docenten en studenten destijds veel sterker was. De docenten werden zelfs thuis bezocht door de studenten. Hoe kijk jij daarnaar als docent?
We organiseerden een gezamenlijk evenement aan het einde van het vierde blok, waar studenten van de economische en fiscale richtingen samenkwamen. Dit diende als een soort pre-afstudeermoment waar we afscheid konden nemen van docenten en elkaar konden ontmoeten voordat iedereen zijn eigen weg ging. Ik vond dit altijd zeer waardevol.
Na mijn afstuderen was ik nog enkele jaren betrokken bij de studentenvereniging, maar geleidelijk aan verminderde mijn betrokkenheid, vooral omdat ik druk was met mijn werk en andere sociale verplichtingen. Af en toe bezocht ik alumni- evenementen, maar ik had steeds minder connectie met de studentenvereniging zelf. Echter, bij specifieke evenementen gerelateerd aan mijn masteropleiding voelde ik me meer verbonden, omdat ik daar de studenten ken die bij mij colleges hebben gevolgd. Bij reguliere verenigingsevenementen zou ik waarschijnlijk niet snel terugkeren, dat is ook niet erg. Het is per slot van rekening ook een vereniging voor studenten.
Weer een stap terug naar jouw bestuursjaar, waar ging jullie studiereis naartoe en waarom?
De reiscommissie besloot om naar Mumbai te gaan, maar ik herinner me niet meer precies wat de achterliggende redenen daarvoor waren. Het was zeker een bijzondere ervaring vanwege de totaal andere cultuur waarin we terechtkwamen. Mumbai is een drukke en warme stad, en de reis liet ons een enorm contrast tussen arme en rijke bevolkingsgroepen zien. Ons hotel was luxueus, maar vanuit het raam keken we uit op een sloppenwijk, wat heel confronterend was. Eén aspect van de reis dat opviel, was dat we extra voorzichtig moesten zijn met wat we aten, omdat veel van ons ziek werden tijdens de reis.
Een leuke herinnering!
Ja, toegegeven hadden de borrels daar ook wel invloed op. We konden altijd terecht in de China Lounge van ons hotel, wat een van de bekendere bars was waar mensen uit de stad ook naartoe kwamen. Maar buiten het hotel moesten we altijd voorzichtig zijn. Zelfs als we uitgingen, konden we niet zomaar de straat op lopen en besloten we van tevoren wat wel en niet kon. Veiligheid was een belangrijk aandachtspunt tijdens de reis.
En de bedrijfsbezoeken?
Tijdens de reis hebben we een aantal van de grotere kantoren bezocht, evenals enkele lokale bedrijven en een gerechtshof. Natuurlijk hebben we ook de universiteit bezocht, wat een standaardprogramma is voor zulke reizen. Daarnaast zijn we op een gegeven moment een sloppenwijk bezocht. We zijn ook naar een eiland gevaren, Elephant Island, als ik mij niet vergis. Kortom, een enerverende reis. Als docent mocht ik trouwens mee naar Ho Chi Minh een tijdje geleden, dat was ook een erg mooie reis en volgende maand ga ik mee naar Kuala Lumpur.
Je bent dus docent op de campus en een ervaren fiscalist bij EY, hoe kijk jij naar die dubbele pet?
De wisselwerking tussen mijn werk in de praktijk en mijn activiteiten op de universiteit vind ik echt leuk. Naast mijn werk in de praktijk heb ik ook al geef ik met veel plezier onderwijs. Ik vind het leuk om onderzoek te verrichten en me in een onderwerp te verdiepen. Ik zou me niet kunnen voorstellen dat ik alleen aan de universiteit zou werken, want dan mis ik de dynamiek van kantoor en de interactie met collega's van over de hele wereld. Aan de andere kant biedt de universiteit me de ruimte om diepgaand op onderwerpen in te gaan, zowel in het (master)onderwijs alsook voor het onderwijs dat ik verzorg voormensen uit de praktijk. Daar hebben we hele andere discussies, en dat vind ik ook heel waardevol. Ik houd dus van beide, en het maakt het allemaal uitdagend omdat ik beide ballen in de lucht moet houden en ik in beide gebieden vooruitgang wil boeken, wat betekent dat ik in beide gevallen een extra inspanning moet leveren.
Als ik zo brutaal mag zijn, wat zijn voor jou de volgende stappen voor beide ballen?
Nou ja, ik ben nu senior manager, dus dan is de volgende stap: of director of partner. Bij de universiteit zou de eerstvolgende stap hoogleraar zijn.
Die beide stappen ambieer je dan ook?
Ik ben actief bezig met het verkennen van mijn volgende stappen en hoe ik mezelf verder kan ontwikkelen. Mijn ambitie is om stappen te blijven zetten.
We hebben het niet over de derde, en misschien wel de belangrijkste, bal gehad: jouw privéleven. Hoe combineer je dat met je werk? Van wat ik zie slaap je namelijk wel genoeg.
Of ik kan tegen weinig slaap, want deze week heb ik niet zoveel geslapen hoor!
Ik moet toegeven dat mijn privé-leven wel onder druk staat. Mijn baan is verre van een negen- tot-vijf baan, wat betekent dat ik veel van mijn vrije tijd aan werk besteed. Maar ik doe dit omdat ik het leuk vind en dat is uiteindelijk waarom ik het volhoud. Wat me wel opvalt in de praktijk, vooral bij de jongere generatie, is dat velen van hen het behoorlijk moeilijk hebben en soms zelfs te maken krijgen met burn-out verschijnselen.
Ik wilde daarover nog vertellen op het LOF-congres. Het lijkt erop dat sommige studenten te veel ballen in de lucht willen houden en ik vraag me af of ze het werk dat ze doen echt leuk vinden. Als je veel ballen hoog houdt zonder plezier in wat je doet, dan kan dat erg zwaar worden. In mijn geval kan ik werk en privé combineren omdat ik plezier heb in wat ik doe. Dit betekent wel dat er weinig vrije tijd overblijft, maar ik ben dankbaar voor vrienden en een partner die begripvol zijn en accepteren dat ik het druk heb vanwege mijn passie voor mijn werk. Die acceptatie en steun is ook erg belangrijk.
Interessant inzicht.
Ik heb ook mensen om me heen gehad die minder begripvol waren en dat maakte het voor mij soms erg lastig. Mijn schema is erg onvoorspelbaar en het is niet alsof ik gewoon drie dagen bij de universiteit ben en twee dagen op kantoor. De agenda’s lopen vaak door elkaar.
Ik denk dat veel studenten zich daarin kunnen herkennen. Wat doet Martijn als hij dan toch echt vrij is?
Op maandag en woensdag ga ik sporten, en als ik tijd heb, ga ik zwemmen of doe ik iets anders. Donderdagavond breng ik tijd door met mijn vriend, en vrijdag en zaterdag ben ik meestal weer aan het werk.
Doordeweeks begin ik meestal om 8 uur 's ochtends en werk ik vaak tot laat in de avond. Soms werk ik zelfs na 22.00 uur nog een paar uur. Het kan behoorlijk intens zijn, maar dat is hoe mijn dagen er meestal uitzien.
Hoe ziet een gemiddelde werkweek er dan uit?
Op de universiteit is mijn planning meestal goed vooruit gepland, soms tot wel een jaar van tevoren, vooral als het gaat om colleges en academische verplichtingen. Aan de andere kant zijn de verzoeken en taken op kantoor vaak gepland op korte termijn en kunnen ze onverwacht opduiken, wat flexibiliteit en een snelle reactie vereist. Hoewel de universiteit meer structuur biedt, kan kantoor soms hectischer zijn door de onvoorspelbaarheid van de verzoeken. Beide omgevingen hebben hun eigen uitdagingen en voordelen.
Iets anders, dat jij in het bestuur zat is meer dan een decennia geleden. Hoe heb jij CT zien veranderen door de jaren, en vonden die veranderingen plaats in jouw jaar?
Dat was de digitalisering. We hadden in ons jaar een Facebook-pagina aangemaakt. Toen we eenmaal hadden besloten dat de reiscommissaris niet meer nodig was, is die functie samengevoegd met de commissaris media. Dit zorgde destijds voor enige opschudding, maar het heeft uiteindelijk geresulteerd in de rol van commissaris media zoals die nu is. We merkten dat de functies en de invulling ervan moesten worden herzien. Ook hebben we besloten om ons tijdschrift De Aanslag, dat vier keer per jaar verscheen, stop te zetten en in plaats daarvan de focus te leggen op online content. Dit bleek achteraf een goede beslissing te zijn omdat partners van CT geen advertenties meer afnamen en het online platform meer mogelijkheden bood voor interactie. Het was een belangrijke stap in het vernieuwen en moderniseren van CT en het aanpassen aan de veranderende behoeften en trends in de wereld van de fiscale studie en praktijk.
Heb je nog veel contact met je oud bestuursleden?
We hebben nog steeds regelmatig contact. We gaan af en toe met elkaar uiteten en houden de banden warm. Een deel is bijvoorbeeld vorig jaar nog samengekomen in Spanje voor de bruiloft van een voormalig bestuurslid. Het is geweldig om te zien dat we na al die jaren nog steeds zo'n sterke band hebben en contact houden. We zijn echt een hechte groep en dat maakt ons denk ik uniek in die zin dat we nog steeds zoveel contact hebben met voormalige bestuursleden.
Leuk om te horen. Nog een sappige cliché vraag: wat geef jij graag mee aan de lezers, de toekomstige en huidige fiscalisten?
Ik zou alle studenten sterk aanraden om actief deel te nemen aan beide verenigingen (respectievelijk CT en SBR), fiscale bedrijfsbezoeken bij te wonen en zoveel mogelijk van deze kansen tijdens je studie te benutten. Het is van onschatbare waarde om tijdens je studie al een netwerk op te bouwen en mensen in de praktijk te leren kennen. De fiscale wereld is eigenlijk vrij klein, en je zult merken dat je dezelfde mensen keer op keer tegenkomt, of je nu de Master Indirecte Belastingen volgt of een andere fiscale opleiding doet.
Ik heb zelf enorm waardevolle vriendschappen opgebouwd en kansen gekregen omdat ik tijdens mijn studie al zoveel mensen heb leren kennen. Je weet nooit hoe die contacten in de toekomst van pas kunnen komen. Soms kom je mensen later tegen in een zakelijke context, als klant, inspecteur, of collega, en dan kan het feit dat je een goede indruk hebt achtergelaten tijdens je studententijd echt het verschil maken. Mensen vergeten niet snel en je weet nooit wanneer je die contacten weer nodig zult hebben, zelfs jaren later. Dus mijn advies is om bewust te zijn van de kansen die zich voordoen en er het maximale uit te halen. Het kan echt een verschil maken in je toekomstige carrière.
Op zijn Rotterdams dus: niet.. maar poetsen? Een actievere houding doet je zeker geen kwaad.
Nee precies, dat kan je alleen maar heel erg goed doen.
Als fiscale student ben je niet snel haantje de voorste. Het is best een technisch vakgebied en dan kan je al snel een fout maken, wat zeg je tegen die studenten?
Ik geef de voorkeur aan actieve studenten die vragen stellen en de stof proberen te begrijpen tijdens mijn colleges. Niet betrokken zijn en niet deelnemen, maakt geen goede indruk. En al zit je niet in de collegebanken voor mij, een actieve deelname is belangrijk. Fouten maken is ook niet erg, het is een mogelijkheid om te groeien. Dat waardeert een docent of werkgever eerder dan een passieve houding.
Wat zeg je tegen de starter?
Het is van groot belang om nieuwsgierig te blijven en voortdurend vragen te stellen. Wanneer je ergens begint, praat dan met mensen en wees betrokken. Ik herinner me een anekdote waar een concullega van mij vertelde dat hij soms twee werkstudenten naast elkaar zet om dezelfde taak uit te voeren. Het grappige was dat ze allebei niet met elkaar communiceerden en door hadden dat ze dezelfde opdracht hadden, laat staan van elkaar leerden. Dit illustreert het belang van open communicatie en betrokkenheid.
Als je nieuwsgierig en enthousiast bent over wat je doet, heeft dat een enorme invloed op je werkplezier. Als je een breed netwerk opbouwt en je blikveld verruimt door met anderen te praten, zul je veel meer kansen en perspectieven ontdekken. In plaats van in een cocon te blijven, is het raadzaam om je enthousiasme en betrokkenheid te tonen. Anders wordt het een zware exercitie om elke ochtend naar kantoor te gaan en acht uur te schrijven.
Dankjewel voor je tijd en je inzichten! Ga je nu naar huis?
Nee, ik werd net gebeld dus ik reageer daar nog even op en dan moet ik nog langs kantoor om iets af te tekenen. Daarna kan ik eindelijk richting de kroeg haha.
Succes nog even en een fijne avond!
Hetzelfde!
Genoten van dit interview? Neem dan zeker nog een kijkje op De Aanslag voor meer van dit soort interessante artikelen!